In een stamreeks, kwartierstaat, genealogie en parenteel krijgen personen een nummer volgens een bepaald systeem. Zo kun je de verschillende generaties en de relaties tussen de personen in een lijst met voorouders terugvinden.
Kwartierstaat
Het meest gebruikte systeem bij kwartierstaten is het Kekulé-systeem, genaamd naar de beroemde genealoog Stephan Kekulé von Stradonitz die het in zijn werk ‘Ahnentafel Atlas‘ uit 1896 populariseerde. Naar dit werk wordt het systeem ook wel eens een Ahnentafel genoemd. Het systeem was echter reeds langer in gebruik. Reeds in 1590 publiceerde Michael Eytzinger zijn boek Thesaurus principum hac aetate in Europa viventium, waarin hij zijn nieuwe nummeringssysteem uit de doeken doet met behulp van de kwartierstaten van koning Henri III van Frankrijk en andere prinsen en heersers in Europa. Het werk van de Spanjaard Jerome de Sosa uit 1676 gebruikte een gelijkaardig systeem. Daarom zie je in sommige werken ook een verwijzing naar het ‘SOSA-nummer‘ van een persoon.

Het systeem op zich is simpel: de proband krijgt nummer 1 en zijn of haar vader en moeder respectievelijk nummer 2 en 3. De ouders van de vader krijgen de nummers 4 en 5, die van de moeder 6 en 7, en ga zo maar door.
Mannen hebben altijd een even nummer (behalve de mannelijke proband), vrouwen een oneven nummer.
Kwartierstaatnummers zijn eenvoudig te berekenen op basis van het nummer van het kind: de vader heeft als nummer het dubbele, de moeder het dubbele +1. Heeft het kind bijvoorbeeld nummer 67, dan heeft zijn vader nummer 134 en zijn moeder 135.
(Eerste generatie) 1 Proband (Tweede generatie) 2 Vader 3 Moeder (Derde generatie) 4 Vader's vader 5 Vader's moeder 6 Moeder's vader 7 Moeder's moeder (Vierde generatie) 8 Vader's vader's vader 9 Vader's vader's moeder 10 Vader's moeder's vader 11 Vader's moeder's moeder 12 Moeder's vader's vader 13 Moeder's vader's moeder 14 Moeder's moeder's vader 15 Moeder's moeder's moeder
Het systeem heeft zijn voor en nadelen. Hoewel het eenvoudig is in gebruik, en universeel begrepen wordt, kan het kwartierverlies eventueel problemen opleveren. Hoe verder je teruggaat in de tijd, hoe vaker dezelfde voorouders twee of meer keer voorkomen. Sommige personen kunnen dus meer dan één nummer krijgen. Moderne computerprogramma’s lossen dit op door bij het afdrukken van een genummerde lijst, te verwijzen naar het andere nummer.
Stamreeks
In een stamreeks worden de opeenvolgende generaties aangeduid met Romeinse cijfers (I, II, III). De stamvader krijgt het cijfer I, zijn zoon II, zijn kleinzoon III enzovoort.
Genealogie en parenteel
Het meest gebruikte systeem hier wordt het d’Aboville-systeem genoemd, naar Jacques d’Aboville die het systeem in 1940 beschreef. Het loopt grotendeels gelijk met het hieronder beschreven Henry-systeem, maar de nummers worden van elkaar gescheiden door een punt. Dit wil zeggen dat het gebruik van letters overbodig wordt: waar Henry bijvoorbeeld 12X schreef, wordt dit bij d’Aboville 1.2.10
1 Proband 1.1 Kind 1.1.1 Kleinkind 1.1.1.1 Achterkleinkind 1.1.1.2 Achterkleinkind 1.1.2 Kleinkind 1.2 Kind 1.2.1 Kleinkind 1.2.1.1 Achterkleinkind 1.2.1.2 Achterkleinkind 1.2.2 Kleinkind 1.2.2.1 Achterkleinkind 1.2.3 Kleinkind 1.2.4 Kleinkind 1.2.5 Kleinkind 1.2.6 Kleinkind 1.2.7 Kleinkind 1.2.8 Kleinkind 1.2.9 Kleinkind 1.2.10 Kleinkind
Ook een verfijnde versie van de stamreeks kan gebruikt worden. Dit noemen we dan het Meurgey de Tupigny systeem. Dit systeem, ontwikkeld door Jacques Meurgey de Tupigny in 1953 voor de Archives nationales de France, wordt vooral gebruikt voor een naamreeks (zoals bijvoorbeeld de afstamming van een adelijke familie).
In dit systeem krijgen de kinderen van de stamvader in volgorde van geboorte de cijfers 1, 2, 3 enzovoort.
I Proband II-1 Kind III-1 Kleinkind IV-1 Achterkleinkind IV-2 Achterkleinkind III-2 Kleinkind III-3 Kleinkind III-4 Kleinkind II-2 Kind III-5 Kleinkind IV-3 Achterkleinkind IV-4 Achterkleinkind IV-5 Achterkleinkind III-6 Kleinkind
Tot slot hebben we nog een variante hierop, die inmiddels een standaard aan het worden is in België en Nederland. Hier krijgen de generaties een Romeins cijfer, de kinderen een Arabisch cijfer. Per generatie worden de kinderen vernoemd met achtereenvolgens een hoofdletter of een kleine letter. Bij kinderen die verder zullen behandeld worden, schrijft men een verwijzing naar de volgende generatie met het overeenkomstige Romeinse cijfer. Indien meerdere kinderen binnen hetzelfde gezin uitgewerkt worden, krijgen die het generatienummer met bis of ter erna.
(Eerste generatie) I Proband I.1 Kind (volgt II) I.2 Kind I.2.A Kleinkind I.2.B Kleinkind I.2.B.a Achterkleinkind (Tweede generatie) II Kind [I.1] II.2 Kleinkind II.2.A Achterkleinkind
Systemen in het buitenland of uit het verleden
Genealogie bestaat al langer dan vandaag. Het is dus niet verwonderlijk dat er in de loop der tijden verschillende nummeringssystemen bestaan hebben die de 21ste eeuw niet gehaald hebben.
Zo is er bijvoorbeeld het archiefsysteem. Hierbij krijgt de proband het nummer 1. Al zijn kinderen krijgen een Romeins cijfer. Vervolgens krijgen de kinderen die eveneens afstammelingen hebben een bijkomend Arabisch nummer, volgend op de vorige (2-3-4-…). Vervolgens wordt het kind dat nummer 2 kreeg beschouwd, en krijgen al diens kinderen eveneens een Romeins cijfer, opnieuw startend vanaf I. Deze die op hun beurt kinderen hadden, krijgen een bijkomend Arabisch nummer, volgend op de reeds gebruikte nummers.
Aangezien de Arabische nummering gewoon doorloopt, is er geen mogelijkheid om nieuw gevonden afstammelingen in te lassen. Dit systeem werd dan ook snel afgevoerd.
(Eerste generatie) 1 Proband 2 i Kind ii Kind (zonder nakomelingen) iii Kind (zonder nakomelingen) 3 iv Kind
(Tweede generatie) 2 Kind i Kleinkind (zonder nakomelingen) ii Kleinkind (zonder nakomelingen) 3 Kind 4 i Kleinkind
(Derde generatie) 4 Kleinkind 5 i Achterkleinkind ii Achterkleinkind (zonder nakomelingen) 6 iii Achterkleinkind 7 iv Achterkleinkind
Een ander is het Henry-systeem, genaamd naar Reginald Buchanan Henry, die het voor het eerst gebruikte in zijn ‘Genealogies of the Families of the Presidents‘ in 1935. Het systeem is de voorloper van het hierboven vernoemde d’Aboville-systeem. Reginald Henry gaf de proband het nummer 1. Zijn oudste kind kreeg dan nummer 11, het volgende kind 12, enzovoort. Het oudste kind van 11 kreeg het nummer 111, het volgende 112, enzovoort. Bij grote gezinnen werd X gebruikt voor het 10de kind, A voor het 11de en B voor het 12de.
1. Proband 11. Kind 111. Kleinkind 1111. Achterkleinkind 1112. Achterkleinkind 112. Kleinkind 12. Kind 121. Kleinkind 1211. Achterkleinkind 1212. Achterkleinkind 122. Kleinkind 1221. Achterkleinkind 123. Kleinkind 124. Kleinkind 125. Kleinkind 126. Kleinkind 127. Kleinkind 128. Kleinkind 129. Kleinkind 12X. Kleinkind
Een systeem dat bij ons minder gebruikt wordt, maar vooral in Zuid-Afrika zeer populair is, is het zogenaamde de Villiers/Pama-systeem. Hierbij krijgt elke generatie een letter. Zo is de generatie van waaruit vertrokken wordt de letter a, zijn kinderen de letter b, zijn kleinkinderen de letter c en zo verder. Voorts worden ook alle kinderen per ouder chronologisch genummerd. Zo zal uiteindelijk het derde kind van de tweede zoon van a het nummer b2.c3 krijgen.
a Proband b1 Kind c1 Kleinkind d1 Achterkleinkind d2 Achterkleinkind c2 Kleinkind c3 Kleinkind b2 Kind c1 Kleinkind d1 Achterkleinkind d2 Achterkleinkind d3 Achterkleinkind c2 Kleinkind c3 Kleinkind
Tot slot is er nog de atree, of de digitale/binaire Ahnentafel. Hierbij wordt in een kwartierstaat met letters (M voor de mannelijke en F voor de vrouwelijke lijn) aangeduid hoe de afstamming verloopt.
_ [proband; te vervangen met M voor een man of F voor een vrouw] _M Vader _F Moeder _MM Vader's vader _MF Vader's moeder _FM Moeder's vader _FF Moeder's moeder _MMM Vader's vader's vader _MMF Vader's vader's moeder _MFM Vader's moeder's vader _MFF Vader's moeder's moeder _FMM Moeder's vader's vader _FMF Moeder's vader's moeder _FFM Moeder's moeder's vader _FFF Moeder's moeder's moeder
*** tabellen gebaseerd op Wikipedia