Verwantschappen
Onder ‘verwantschap’ begrijpen we de onderlinge relatie tussen twee personen. Er zijn twee soorten verwantschappen in de genealogie:
- bloedverwantschap: wanneer twee individuen een gemeenschappelijke voorouder hebben
- aanverwantschap: wanneer een individu gehuwd is met uw bloedverwant, en alle bloedverwanten van uw echtgento(o)t(e)
We weten allemaal dat de broer van je moeder je oom of nonkel is, dat zijn dochter je nicht is, en dat de zus van je grootmoeder je groottante is. Het wordt echter ingewikkeld wanneer je beseft dat zowel de kinderen van je broer, als de kinderen van je tante je neven en nichten zijn. Wie bedoel je nu precies? En iedereen heeft wel een achterneef. Of een achter-achterneef. Of een achter-achter-achterneef. Heel onduidelijk.
Om hier een mouw aan te passen, gebruiken steeds meer genealogen de Engelse manier om verwantschappen te benoemen. Hier worden mensen met gemeenschappelijke grootouders (1st) cousins genoemd, met gemeenschappelijke overgrootouders 2nd cousins, met gemeenschappelijke betovergrootouders 3rd cousins enzovoort. Ook wordt er rekening gehouden met een generatieverschil. Wanneer de overgrootouders van de ene de grootouders van de andere zijn, is er één generatie verschil, en zijn beiden dus 1x removed. Onderaan het artikel krijgt u een mooi overzichtje, want een beeld zegt meer dan duizend woorden…
Er zijn nog enkele andere termen voor bepaalde verwanten:
- schoonouders: de ouders van man of vrouw (= aanverwant).
- schoonzoon/-dochter: de man of vrouw van zoon of dochter (= aanverwant).
- schoonbroer/-zus: de man of vrouw van broer of zus en de broer of zus van man of vrouw (= aanverwant). Ook: de man of vrouw van schoonbroer of schoonzus (= niet verwant). De schoonbroer wordt ook wel eens zwager genoemd.
- halfbroer/-zus: een broer of zus die dezelfde vader en een andere moeder of dezelfde moeder en een andere vader heeft (= bloedverwant). Voor de graad van verwantschap maakt dat overigens geen verschil en geldt een halfbroer of halfzus als een gewone broer of zus.
- stiefouders: een latere man of vrouw van vader of moeder (= aanverwant).
- stiefkinderen: een kind uit een eerder huwelijk van man of vrouw (= aanverwant).
- stiefbroer/-zus: een stiefzoon of stiefdochter van vader of moeder (= niet verwant).
Dispensatie
Afhankelijk van hoe ver twee personen aan elkaar verwant zijn, krijgt de verwantschap ook een graad toegewezen. Hierbij moeten we het onderscheid maken tussen de burgerlijke graad van verwantschap, die vandaag wordt toegepast volgens het burgerlijk wetboek en die in se hetzelfde systeem gebruikt als het Romeins recht, en de kerkelijke of canonieke graad van verwantschap. Als genealoog is het dus belangrijk te weten volgens welk systeem gerekend werd, indien een vermelding van bloedverwantschap boven water komt. Daarnaast is nog een derde manier om verwantschappen te berekenen, volgens het Germaanse recht. Daarover hieronder meer.
De graad van verwantschap is nog steeds belangrijk inzake erfenisrecht, maar gold in het verleden vooral om het verbod op huwelijk tussen verwanten op te volgen. In navolging van het Romeinse Recht, bleven huwelijken tussen verwanten in de 7de graad nog tot de 13de eeuw verboden. Pas bij het vierde concilie van Lateranen in 1215 werd het verbod door Innocentius III versoepeld naar de 4de graad.
Wanneer twee mensen die te dicht aan elkaar verwant waren toch wilden huwen, moesten ze hiervoor een speciale toelating krijgen, een zogenaamde dispensatie. De bisschop kon een dispensatie geven voor de volgende gevallen:
- bloedverwantschap (cosanguinitas) in de derde collaterale graad
- aanverwantschap (affinitas) in de tweede collaterale graad
- geestelijke verwantschap (cognatio spiritualis) – bijvoorbeeld tussen peter en petekind
- wanneer er sprake is van overspel (crimen ex adulterio)
- wanneer de publieke eerbaarheid (publica honestas) in het gedrang is
Voor alle andere gevallen moest de dispensatie van de Paus komen.
Huwelijken met een directe bloedverwantschap (linea recta), bijvoorbeeld moeder-zoon of grootvader-kleindochter, was sowieso altijd verboden. Vandaar spreekt men over een zijdelingse of collaterale lijn.
Onder overspel verstaat men lichamelijke relaties buiten een geldig huwelijk. Dit kan betekenen dat een van de partners reeds gehuwd was, maar ook seksuele handelingen tussen twee vrijgezellen werden als overspel beschouwd. Wanneer dat voorkwam, moesten beide overspelige partners eerst een dispensatie krijgen alvorens ze konden huwen.
De publieke eerbaarheid is eigenlijk een uitbreiding van het verbod op “overspel”: wanneer een man een buitenechtelijke relatie heeft gehad met een vrouw, kon hij later ook niet meer trouwen met haar zus of haar moeder, zelfs al was hij nooit getrouwd met die vrouw.
Deze dispensatie was ook nodig wanneer van andere regels binnen het canoniek recht werd afgeweken. Zo kon er wegens hoogdringendheid van een huwelijk (wanneer bijvoorbeeld de bruid zwanger was) een dispensatie gegeven worden voor één of meer van de drie verplichte aankondigingen, of kon er gehuwd worden in een sperperiode (tempore clauso – Advent, vasten,…).
Bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1804 werden de regels nog verder versoepeld. Daar lezen we:
Art. 161. En ligne directe, le mariage est prohibé entre tous les ascendans et descendans légitimes ou naturels, et les alliés dans la même ligne.
Art. 162. En ligne collatérale, le mariage est prohibé entre le frère et le soeur légitimesou naturels, et les alliés au même degré.
Art. 163. Le mariage est encore prohibé entre l’oncle et la nièce, la tante et le neveu.
Art. 164. Néanmoins le gouvernement pourra, pour des causses graves, lever les prohibitions portées au précédent article.
In samenvatting: enkel huwelijken tussen bloedverwanten en aanverwanten in rechte lijn, broer en zus, en met een oom of tante bleven verboden, hoewel deze laatste in aanmerking kwam voor dispensatie. Deze dispensatie werd voortaan verleend door de regering en – sinds 1949 – door de koning. In de huidige praktijk wil dit zeggen dat de beslissing eigenlijk ligt bij de Minister van Justitie en de FOD Justitie, en door de koning enkel bekrachtigd wordt. Dispensatie is nog steeds enkel mogelijk indien er een gegronde reden is, die moet bewezen worden voor de rechtbank.
Graden van verwantschap
Romeins recht
Volgens het burgerlijk recht (of Romeins recht) wordt de graad berekend door de gemeenschappelijke voorouder te vinden en vervolgens zowel ‘omhoog’ als ‘omlaag’ te tellen.
- 1ste graad: ouders, kinderen (ook door adoptie!)
- 2de graad: broer/zus, grootouders, kleinkinderen
- 3de graad: overgrootouders, achterkleinkinderen, ooms/tantes, neven/nichten (kinderen van broers en zussen)
- 4de graad: betovergrootouders, achterneven/-nichten (kleinkinderen van uw broers en zussen), neven/nichten (kinderen van ooms en tantes), oudooms/-tantes
Canoniek recht
In het canoniek recht, wordt gekeken naar de afstand tot de gemeenschappelijke voorouder:
- 1ste graad: gemeenschappelijke ouders (broer/zus)
- 2de graad: gemeenschappelijke grootouders (neef/nicht)
- 3de graad: gemeenschappelijke overgrootouders (achterneef/achternicht)
- enz.
Zo konden verwantschappen voor de kerk ook gemengd zijn. Tussen iemand wiens grootvader ook de overgrootvader van de partner was, bestond er een 2de en 3de gemengde graad van bloedverwantschap.
Germaans recht
In het Germaans recht, tot slot, wordt een gelijkaardige telling gebruikt als het Romeins recht. Zijdelingse bewegingen zijn evenwel mogelijk, waardoor de nummering lager ligt dan bij het zuivere Romeinse recht.
- 1ste graad: ouders, kinderen (ook door adoptie!), broer/zus
- 2de graad: grootouders, kleinkinderen, ooms/tantes, neven/nichten (kinderen van broers en zussen)
- 3de graad: overgrootouders, achterkleinkinderen, achterneven/-nichten (kleinkinderen van uw broers en zussen), neven/nichten (kinderen van ooms en tantes), oudooms/-tantes
- 4de graad: betovergrootouders, kleinkinderen van ooms en tantes, kinderen van oudooms/-tantes

C = Canoniek
G = Germaans
Hoi,
Betekent een huwelijk met als vermelding ‘obtenta dispensatione super tertio et quatro consanguinitatis gradu’ dat zowel de bruid als de bruidegom beiden dezelfde overgrootouders en betovergrootouders hebben ?
Groetjes, Johnny Couck.
Dag Johnny,
‘super tertio et quatro consanguinitatis gradu’ is een gemengde graad van verwantschap, en betekent dat de overgrootouders van de ene gelijk zijn aan de betovergrootouders van de andere. Meestal (maar niet altijd) wordt de verwantschap met de bruidegom eerst gegeven, dus waarschijnlijk zijn in dit geval de overgrootouders van de bruidegom tevens de betovergrootouders van de bruid.
Mvg,
Tom
Hoi Tom,
Dank voor de uiteenzetting. Zou het ook kunnen dat die vermelding van dispensatie te maken heeft met het feit dat de maternale grootmoeder van de bruidegom een halfzuster is van de paternale grootvader van de bruid ? De maternale grootmoeder van de bruidegom heette Margriet de Bruycker, de paternale grootmoeder van de bruid Joos de Bruycker.
Groetjes, Johnny Couck.
Dat zou zeker kunnen, hoewel ik het vreemd zou vinden dat de pastoor het dan een 3/4 gemengde graad zou noemen. Als de grootouders halfbroer en -zus waren, zou dit eigenlijk gewoon een 3de-graadsverwantschap genoemd worden. Pastoors hielden er niet altijd hun hoofd bij, dus vreemde kronkels zijn altijd mogelijk.
Ik ken je stamboom natuurlijk niet, dus dit is gewoon een andere hypothese: kan het zijn dat Joos en Margriet geen halfbroer/-zus zijn, maar dat óf Joos een broer is van de vader van Margriet, óf Margriet een zus is van de vader van Joos? Dan heb je namelijk wel een 3de en 4de graad gemengd.
Bruidegom — moeder bruidegom — Margriet De Bruycker — gemeenschappelijke voorouder
Bruid — vader bruid — Joos De Bruycker — X De Bruycker — gemeenschappelijke voorouder
Bruidegom — moeder bruidegom — Margriet De Bruycker — X De Bruycker — gemeenschappelijke voorouder
Bruid — vader bruid — Joos De Bruycker — gemeenschappelijke voorouder
Hallo,
In mijn stamboom komt het volgende voor bij de registratie van een huwelijk in 1699 in Ruiselede:
habita dispentatione super tertio consanguinisatis gradi(i?)(e?)
Kunt u dat verklaren? Welk recht gold er toen daar?
Dat komt uit een parochieregister en is dus kerkelijk recht. Ze verkregen een dispensatie wegens bloedverwantschap in de derde graad. Dit betekent dat minstens één koppel van hun overgrootouders dezelfde waren (of met andere woorden, een grootouder van de ene was een broer/zus van een grootouder van de andere).
Goed artikel dat duidelijkheid brengt over huwelijksdispensaties. Toch één correctie: u schrijft dat, ik citeer: “Zo kon er wegens hoogdringendheid van een huwelijk (wanneer bijvoorbeeld de bruid zwanger was) een dispensatie gegeven worden voor één of meer van de drie verplichte aankondigingen, of kon er gehuwd worden in een sperperiode (tempore clauso – Advent, vasten,…).”
Op basis van mijn genealogische ervaringen denk ik niet dat dit overeenstemt met de werkelijkheid. De reden waarom soms dispensatie werd verleend van één of twee aankondigingen (nooit van drie) was niet “omdat de bruid zwanger was” (integendeel, waarom zou de Kerk hiervoor een gunst verstrekken ? en welk verschil maakt het uit ?), maar was veeleer van economische aard, namelijk ingeval van een weduwe of weduwnaar met kinderen. Er was dringend nood aan een man of vrouw in huis, en samenwonen voordat het huwelijk was ingezegend was in die tijden absoluut not done. En dus werd in een dergelijke context heel vaak dispensatie verleend. Een tweede mogelijkheid was dat men vlug wilde huwen om de ’tempus clausus’ (vasten en advent, periodes waarin niet werd gefeest en in beginsel dus ook niet werd gehuwd) te ontwijken.
Mvg,
Patrick Van Damme
Dag Patrick,
bedankt voor je berichtje!
Mijn tekst is eveneens gebaseerd op mijn genealogische ervaringen. Het gebeurde regelmatig dat een kind slechts 4 of 5 maanden na het huwelijk (met dispensatie) geboren werd. Soms zelfs pas een maand later. De bruid was dus al zichtbaar zwanger op het moment van het huwelijk. Voor de kerk (en ook voor de maatschappij, trouwens, onder invloed van de kerk) was het belangrijk dat een kind binnen de context van een huwelijk geboren werd. Er zijn veel gevallen waarbij een man een vrouw zwanger maakt en het koppel vervolgens door ofwel de ouders, ofwel de pastoor gedwongen worden te huwen om niet de schande te ondervinden van een buitenhuwelijks kind. Dit gebeurde zelfs tot diep in de 20ste eeuw.
Het geval van de weduwe/weduwnaar door u beschreven klopt 100%. Maar gewoon de “tempus clausus” ontwijken om ze te ontwijken? Dat lijkt me sterk. Als er geen dwingende reden is, kunnen ze gemakkelijk twee weken wachten om te trouwen. Wanneer er wel een dwingende reden was, bijvoorbeeld een zwangere bruid, dan was wachten geen optie, om een buitenhuwelijks kind te vermijden.
Hartelijke groet,
Tom