Het belangrijkste aan een voorouder is ongetwijfeld zijn naam. Niet alleen is het de eerste stap naar verder onderzoek, maar het geeft ook gestalte aan de gegevens. Een naam zonder data is nog steeds een persoon. Data zonder naam zeggen niets. De naam van een persoon ís die persoon. Ontneem je iemands naam, dan lijkt het of deze geen identiteit meer heeft, alsof hij niet bestaat.
What's in a name? That which we call a rose, by any other name would smell as sweet.
Romeo & Juliet, Act II scene 2
Namen zijn er hoofdzakelijk gekomen om de ene mens van de andere te onderscheiden, om de drager ervan iets unieks te geven. Tegenwoordig heeft iedereen een of twee familienamen, en een of meer voornamen. Op administratief (wettelijk) niveau is de familienaam de belangrijkste. Dat was echter niet altijd zo. Maar daarover later meer.
Voornamen
De voornaam is de eigennaam die kort na de geboorte aan een kind gegeven wordt, en in de Westerse cultuur (met uitzondering van Hongarije) voor de familienaam geplaatst wordt.
Sinds de kerstening van onze streken, krijgt het kind traditioneel pas een voornaam op het moment van de doop (vanaf 1796 wordt de aangifte bij de burgerlijke stand het officiële moment van de naamgeving). Traditioneel wordt een kind genoemd naar een van de ouders of grootouders. De oudste zoon krijgt de naam van zijn paternele grootvader, de volgende zoon die van de maternele grootvader, jongere kinderen krijgen de namen van ooms of tantes. Van deze traditie wordt tegenwoordig vaak afgeweken, ten voordele van de modegevoelige namen. Het kwam namelijk vaak voor dat neven en nichten dezelfde voornaam kregen, omdat ze dezelfde grootouders hadden. Om persoonsverwarring te voorkomen, wordt nu vaak een naam gekozen die nog niet in de familie voorkomt.
In Vlaanderen onderscheiden we 2 soorten namen, die elk nog uiteenvallen in een reeks varianten. Enerzijds zijn er de van oorsprong Germaanse namen, en daarnaast de geïmporteerde namen. Deze laatste maken tegenwoordig de grootste groep uit.
De Germaanse namen kunnen worden opgedeeld in:
- theofore namen – afgeleid van Goden (Godfried > Jeffrey)
- namen die verwijzen naar dieren (Bernhard > bero “beer”, Arnout > arn “arend”)
- wapennamen (Gerhard > Geert, Gertrud > Geertrui)
- strijd- en zegenamen (Siegfried, Wigbold)
- krijgsvolknamen (Herman, Folkert)
- krijgsmannamen (Meinhart, Ferdinand, Hartman)
- namen van edele afkomst (Adelbert > Albert/Brecht, Erkenbald > Archibald)
- namen van roem (Robert, Liebrecht, Diederik > Dirk/Thierry)
De geïmporteerde namen vallen uiteen in:
- oude Oosterse namen (veelal van Joodse oorsprong: David, Johan, Jacob, Isabel, Jozef)
- Griekse en Romeinse namen (Marcus > Mark, Φίλιππος > Filip)
- moderne modegevoelige namen (vaak overgenomen uit een andere taal, of uit een populaire serie of popgroep, en slechts binnen een bepaalde tijdsspanne vaak voorkomend)
Deze eerste twee categorieën (Oosterse, Griekse, Romeinse namen) zijn samen met het Christendom onze streken binnengekomen, via het Latijn, en vormen vandaag de grootste groep namen. Het in onbruik geraken van de Germaanse namen is vooral te wijten aan het Concilie van Trente (1545-1563), waarna het verplicht werd om christelijke doopnamen (die voorkomen in de Bijbel) te gebruiken. Enkel Germaanse namen die tevens een Heiligennaam waren, werden behouden (bijvoorbeeld St Bernardus).
De vroegste schriftelijke bewijzen van de erfelijke familienamen voor de gewone mensen in onze contreien vinden we terug via de parochieregisters. De verplichting van parochieregisters (dopen, huwelijken en begrafenissen), onder andere om inteelt te vermijden, werd opgelegd door het voornoemde Concilie van Trente. De echte implementatie ervan gebeurde niet zonder slag of stoot. De eerste parochieregisters in onze streken verschijnen in de jaren 1560 (Brussel) maar in Limburg moeten we in sommige parochies wachten tot 1630 op de eerste dopen.
De oorsprong van familienamen
De Germaanse stammen die onze streken bewoonden zo’n 1.000 jaar geleden kenden een éénnaamssysteem. In eerste instantie werd deze naam gegeven zichzelf te onderscheiden van anderen. Naamelementen konden herbruikt en gecombineerd worden om steeds nieuwe namen te creëren. Door de bevolkingstoename en het beperkt aantal Christelijke voornamen, groeide echter de noodzaak om een familienaam toe te voegen. Deze naam was oorspronkelijk een bijnaam of toenaam, en duidde op een bepaalde eigenschap van die persoon of op een bepaalde geboortewens. Zo werd Jan met het witte haar “Jan De Witte” genoemd, en Sofia die uit Aalst kwam “Sofia Van Aalst”. Deze bijnaam was in de 12de eeuw reeds algemeen in gebruik in onze streken.
Van de 12de tot 17de eeuw werd naamgeving via echte familienamen een vaste gewoonte, eerst in de Zuidelijke Nederlanden, later in de Noordelijke. Bij de doop kreeg het kind de naam van de vader. Dit was een voordeel bij het genealogisch opzoekingswerk via de indexen. In sommige landen (vroeger en soms nu nog) werd de voornaam van de vader de familienaam van de zoon of dochter. In IJsland heet de dochter van een vader met als voornaam Asmund Asmundsdottir, de zoon heet Asmundsen.
De meeste mensen hechten anno 2018 aan de unieke schrijfwijze van hun naam. De meeste namen hebben echter in de loop van de eeuwen een hoop gelijkwaardige varianten gekregen.
Een voorbeeld: Diedericx, -ick(x), -iks, Tidrick, Tieterickx, Titeric(k)x, Dieriks, -ikx, -ic(k)x, -ieck(x), -ick(s), -ichx, -iex, -yc(x), -ijck(x), -yck(x), Diri(c)k(s), -ic(k)x, -ikx, -icq(ue), -ique, -i(e)kx, Dir(r)k(s), -ic(k)x, -ikx, Deri(c)ks, -ick(x), -icq, -i(c)x, -ikx, Dere(c)kx, Derijckx, Derycks, -yckx, Derriks, Derryks, -yx, Diris, Derissen, Diri(c)k(en), Diederixzone
Deze varianten zijn, wat betekenis betreft, gelijkwaardig en dikwijls zijn naamdragers met die varianten ook nog familie van elkaar.
De variaties kunnen voor verschillende redenen ontstaan:
- spelling (spelling was niet vastgelegd; in de ene streek schreef met Claessen, in de andere Klaassen)
- naamval (De Dekker = nominatief; Den Dekker = accusatief; Dekkers = genitief); in middeleeuwse bronnen zien we vaak dat vrouwelijke gezinsleden de genitiefvorm meekregen: zo konden bijvoorbeeld Joannes De Wilde en Maria s’Wilden broer en zus zijn
- klank (afhankelijk van de streekdialecten; zo zijn Koster, Custers, Ceusters en Cuysters in se dezelfde familienaam)
- lexicale variatie (elke streek heeft een afwijkende woordenschat; zo kon iemand die kleermaker was afhangend van waar hij woonde De Naeyer, De Zutter, Snijers of Schreurs genoemd worden)
De schrijfwijze van onze familienamen werd officieel vastgelegd tijdens de Franse overheersing, in samenhang met het invoeren van de burgerlijke stand (1795 in België, 1811 in Nederland). Sindsdien kunnen er geen nieuwe namen worden gevormd (tenzij in uitzonderlijke gevallen, zoals een vondeling) en kan ook de spelling niet meer gewijzigd worden.
De oorsprong van familienamen voert ons voornamelijk terug naar een viertal bronnen:
- patroniemen / matroniemen: persoonsnamen die zijn afgeleid van de naam van een ouder (bvb. Christiaens, Janssens, Huygens)
- beroepsnamen: namen die verwijzen naar beroepen (bvb. De Smet, De Backer, Kuipers, Olieslagers)
- namen die ontleend zijn aan lichamelijke eigenschappen (bvb. De Witte, De Groote, Delanghe) of vergelijkingen met dieren (Devos, De Pauw)
- geografische namen: namen die verwijzen naar de herkomst van de drager (bvb. Van den Heuvel, Uyttendaele, Van Brussel)
Een vijfde groep, zijn de buitenlandse namen – al dan niet verbasterd in de loop der tijden (Dietz, Sichin).
Een bijzondere vermelding krijgen ook de vondelingen. Voor elke vondeling moest uiteraard ook een nieuwe naam verzonnen worden. Regel daarbij was dat het om een naam moest gaan die niet voorkwam in de streek, om zo valse familiebanden te vermijden. Sommige gemeentes hielden ook aan een aan een alfabetische naamgeving: de eerste vondeling kreeg een naar beginnend met een A, de tweede met een B enzovoort. Eenmaal bij de Z, begon met gewoon opnieuw.
Doordat de naam uniek moest zijn, konden de ambtenaren van de burgerlijke stand of de vondelingentehuizen ook wel creatief omspringen met de naamgeving. Vaak was de naam logisch:
- gebaseerd op de vindplaats (Vindelinckx, Van Buyten [de wallen], Appels [gevonden in de Appelmanstraat], Kerkhofs, Vandekasseie,…)
- gebaseerd op het moment van de dag of het jaar (Ochtends, Duysters, De Winter, Kerstens, Van Negen, Maenlicht,…)
- gebaseerd op de weersomstandigheden (Storms, Nevel,…)
- gebaseerd op het beroep van de vinder (Dronckaers [gevonden bij een brouwer], Kostermans [door de koster gevonden],…)
- gebaseerd op kenmerken van het kind (De Kleine, Le Doux, Bienplaisant, De Schreeuwer,…)
Soms speelde ook de persoonlijke overtuiging van de naamgever een rol. In Leuven in 1789 vinden we in de parochieregisters voor vondelingen deze opeenvolgende namen: Komtons, Helpen, Uyten, Slaever, Nije, Vande, Boozen, Tyran.
Dit delen:
- Klik om te delen met Twitter (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Pinterest te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Tumblr te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend)
Pingback:Wat is genealogie? - Huygens - Van de Moortel